Ongelijkheid wordt binnen het Kenniscentrum Ongelijkheid gedefinieerd als een door het systeem, omgeving of instituties gevormd verschil in mogelijkheden om volwaardig – dat wil zeggen: volgens de capaciteiten die men heeft – te participeren in de samenleving, en tot het gebruiken van voorzieningen die een volwaardige participatie kunnen bevorderen.
Deze definitie impliceert dat niet alle bestaande of potentiële verschillen tussen individuen als een probleem worden aangemerkt. De populatie van Amsterdam kan op de meest uiteenlopende kenmerken als zeer divers worden aangemerkt. Juist in die diversiteit ligt de veerkracht en aantrekkingskracht van de stad. Het tegengaan van ongelijkheid is er niet op gericht te zorgen dat elk individu hetzelfde is, doet of bereikt, maar om het waarborgen van de mogelijkheden voor elk individu om te kunnen zijn, doen of bereiken wat hij of zij wil, kan en van waarde acht.
De nadruk op mogelijkheden impliceert een focus op de evaluatie van kansen voor verschillende individuen of groepen, en van de mate waarin die gelijk of ongelijk zijn. Die kansen worden echter vaak bepaald door de mate waarin uitkomsten in een eerdere levensfase of in een ander levensdomein gelijk of ongelijk zijn. Denk bijvoorbeeld aan ongelijkheid in inkomen, woonsituatie of gezondheid (ongelijke uitkomsten) die van invloed kan zijn op de mogelijkheden van individuen om bepaalde doelen na te streven of te realiseren (ongelijke kansen).
Om die reden richt het Kenniscentrum Ongelijkheid zich in het bijzonder op de cumulatie van ongelijkheid over levensdomeinen en levensfasen heen. Ongelijke uitkomsten in het ene levensdomein beïnvloeden de kansen van individuen in een ander levensdomein. Ongelijke kansen in eerdere levensfasen zijn van invloed op de mogelijkheden om volwaardig te participeren in latere levensfasen. Een opeenstapeling van achterstanden kan een huidige generatie inwoners nu of later in de weg staan, maar is evenzeer van invloed op de kansen voor een volgende generatie. Aan ongelijkheid die zich op verschillende levensdomeinen voordoet, kunnen gelijksoortige mechanismes ten grondslag liggen. En niet zelden worden preventieve en curatieve aanpakken ingezet op verschillende levensdomeinen in dezelfe gebieden en/of voor dezelfde individuen of groepen. Voor een beter begrip en effectievere aanpak van het vraagstuk van ongelijkheid in de Metropoolregio Amsterdam is daarom een integrale benadering van ongelijkheid nodig, waarin de oorzaken en gevolgen van ongelijkheid zoveel mogelijk in samenhang worden onderzocht en aangepakt.